Kwaliteitsborging voor het bouwen: 1 jaar later
Op 1 januari 2024 is – na de nodige politieke discussie – de Wet kwaliteitsborging in werking getreden. Hoe staat het er nu 1 jaar later voor en wat kunnen we de komende tijd aan ontwikkelingen verwachten? Op deze en andere vragen in dit artikel een antwoord.
De Wkb in het kort
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen kent twee onderdelen: (1) de introductie van het stelsel van kwaliteitsborging in het publiekrecht en (2) aanscherping van onder meer de aansprakelijkheid bij aanneming van werk in het privaatrecht.
Bij bouwen onder kwaliteitsborging wordt niet langer vooraf vergunning verleend door de gemeente. In plaats van een vergunning vooraf wordt achteraf bewijslast geleverd dat het gebouwde aan de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) voldoet. Dit bewijs bestaat uit een dossier bevoegd gezag met daarin de as-built gegevens van het bouwwerk en een verklaring van een onafhankelijke kwaliteitsborger. De verklaring en het dossier vormen samen het bewijsvermoeden dat aan de regels wordt voldaan. Dit wil zeggen dat het bevoegd gezag niet langer hoeft te controleren of aan de regels is voldaan maar daar op grond van het stelsel van kwaliteitsborging van uit mag gaan. Een bewijs is het niet: blijkt achteraf dat toch niet wordt voldaan aan de regels, dan kan de gemeente handhavend optreden. Vergelijk het met een zojuist goedgekeurde auto: met gladde banden kan je ondanks die goedkeuring nog steeds door de politie van de weg worden gehaald. De aanscherping van de aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek vult dit aan vanuit de relatie opdrachtgever – opdrachtnemer: eenmaal opgeleverd wil niet zeggen dat de aannemer van aansprakelijkheid gevrijwaard is. De hoofdregel wordt dat de aannemer aansprakelijk is voor gebreken, tenzij hij kan aantonen de fout niet gemaakt te hebben.